Niemand kan eromheen dat Game of Thrones jarenlang de aandacht van miljoenen mensen vast heeft gehouden. Het was een cultureel fenomeen waar elke week naar een nieuwe aflevering werd uitgekeken. Zelf beschouw ik mijzelf nog steeds als een fan, al heeft met name het laatste seizoen een hele zure nasmaak achtergelaten. Met gepast enthousiasme begon ik daarom aan de eerste aflevering van House of the Dragon om te kijken of de oude magie van Game of Thrones wordt teruggebracht.
Laat ik vooropstellen dat ik het boekje Fire & Blood waar House of the Dragon op is gebaseerd, nooit heb gelezen. Boeken die voornamelijk een geschiedenisles zijn over een bepaalde wereld, vind ik normaliter niet zo interessant om te lezen. In deze review zal ik het verhaal niet spoilen, maar ik kan wel zeggen dat de eerste aflevering mij direct wist te pakken. Mogelijk helpt het dat je al redelijk bekend bent met de wereld van Game of Thrones en het voelde daarom als een warm bad om over King’s Landing te vliegen. Vanaf het begin wordt ook duidelijk gemaakt dat draken — natuurlijk — een belangrijke rol zullen spelen in deze serie.
Niet alleen de draken weten in de eerste aflevering de aandacht te pakken. Naast Matt Smith is er gekozen voor een relatief onbekende cast, al doe ik daar een aantal acteurs te weinig eer aan. In de eerste aflevering vallen een aantal acteurs erg positief op. Zo is er een moment waarop Paddy Considine (in de rol van Viserys Targaryen) echt fantastisch de pijn en woede van zich af weet te schreeuwen. Dit was voor mij hét moment waarop de magie van George R.R. Martins wereld even naar een hoger niveau werd getild. Op dat moment was het voor mij ook echt nodig, want Milly Alcock (als Rhaenyra Targaryen) wist mij in de eerste